dinsdag 5 januari 2010

Het is er stil

Het is er stil, erg stil als ik er kom. Blinkend groene heggen en grasvelden. Eigenlijk te veel groen en veel te groen. Helemaal achterin sta ik stil in een afgelegen laan, daar ligt hij. Het toonbeeld van bescheidenheid:  alleen een ruwe ongehouwen, gele steen en een naam erin gebeiteld: Jan. Meer niet. Zonder bordje waarop de heer geprezen wordt, zoals alle mannelijke notabelen van het dorp dat hebben gekregen. Ik kijk ernaar  en glimlach naar de steen. Dat is niet netjes op zo’n stijf kerkhof. Maar niemand die het ziet. Toen hij begraven werd, protesteerde ik wat tegen het ontbreken van het gebruikelijke bord over de heer. Mijn moeder lachte en schudde tegelijkertijd haar hoofd. “Die steen is zo typisch voor hem, dat is hij helemaal”, zei ze. Dat is al lang geleden. Mijn moeder is oud en woont rustig in haar bejaardenhuis. En ze vraagt steeds of ik in Zweden woon. Ja, daar woon ik nu. Ik zou wel een hele dag hier willen blijven staan, maar het begint te regenen. Mooie grijze wolken tegen een lichtgevend groen en een lichtgevende, gele steen. Nog steeds netjes door de goede zorgen van mijn moeder. Ik loop naar het hoofdgebouw, drink er koffie en praat wat met de beheerder. Hij lacht en ziet er tevreden uit. Of ik nog eens kom? Ik schud mijn hoofd, nee dit is een afscheid. Tenminste van Nederland. Even later stap ik weer in de auto, die me nu voorgoed naar mijn nieuwe land brengt. Het is ook stil in het dorp, waar het kerkhof ligt en waar ik zoveel passen gedaan heb. Ik zwaai nog een keer naar de groentewinkel. Deze is vereeuwigd in een lied, dank zij mijn vader. Dan ga ik de bocht om langs de bakkerij en de bushalte en denk aan een kleine jongen, die ik ooit op de foto heb gezet, toen ik hier op de plaatselijke school werkte. Ik glimlach naar de bakkerij en de bushalte. De kleine jongen heb ik toen hij volwassen was op een fiets achter de dijk zien verdwijnen: een blond mannenhoofd dat langzaam steeds verder naar beneden leek te zakken. Hij had mij niet gezien op dat moment, ik hem wel. Het ging goed met hem. Ik glimlach naar de dijk. Die foto’s gaan mee. Dierbare herinneringen. Buiten het dorp kan de auto snelheid maken, het is nog ver. Mijn vader leeft doodgewoon. Ja, hij is een deel van mij en zo is het goed. Ik ben op weg naar een land, met mooie, angstaanjagende bossen en heidevelden, die hij zich niet voor kon stellen en eindeloos veel vogelnesten, slangen en vooral stenen. Grote, ruwe onmetelijke stenen en kleine en prachtig bewerkte en gekleurde. Harde en zachte zoals men dat zegt, begroeide en kale. Stenen. Veel stenen. Erg veel stenen. Juist erg veel stenen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten